De onderzochte verzekeraars beleggen samen ruim 4 miljard euro in elf multinationals die direct betrokken zijn bij ernstige en langdurige mensenrechtenschendingen. Ook als ze al jaren op de hoogte zijn van onder meer vervuiling, landroof, geweld en zelfs moord, ondernemen de meeste verzekeraars geen of onvoldoende actie tegen de bedrijven. Daarmee geven zij onvoldoende gehoor aan de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten (‘UN Guiding Principles’), die deze maand tien jaar bestaan. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van de Eerlijke Verzekeringswijzer.

Welke verzekeraars doen het niet goed?

Achmea, Aegon, Allianz, ASR, Menzis, NN Group en VGZ konden niet aantonen dat ze voldoende actie ondernemen tegen de mensenrechten schendingen.

  • Allianz wilde als enige niet meewerken aan het onderzoek. Terwijl ze maar liefst 2,7 miljard euro investeert in tien bedrijven gelinkt aan mensenrechtenschendingen krijgt daarom de laagste score (1). 
  • ASR (score 3) en VGZ (score 2) halen hele dikke onvoldoendes.
  • Aegon en Menzis komen niet verder dan een 4.
  • NN Group en Achmea blijven steken op een 5.

Welke verzekeraars doen het wel goed?

Athora NL (voorheen Vivat) doet het goed en scoort een 8. CZ scoort ruim voldoende met een 7.

Beide verzekeraars konden aantonen dat ze voldoende actie ondernemen tegen de schendingen, zoals vereist volgens de richtlijnen.

Om welke bedrijven en schendingen gaat het?

We selecteerden elf zaken waarin grote olie-, gas- en mijnbouwbedrijven als Shell, Total, Glencore en Vale langdurig betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen, zoals landroof, vervuiling van rivieren (drinkwater) of moord. Veel van deze misstanden vinden plaats in conflictgebieden als Myanmar, Zuid-Soedan of Nigeria. Alle negen verzekeraars beleggen in meerdere van deze bedrijven.

Als beleggers mag van de verzekeraars worden verwacht dat zij een kritische dialoog voeren met deze bedrijven over de mensenrechtenschendingen en hun invloed gebruiken om verbeteringen te realiseren.

De 16-jargige Papilou uit Nigeria vertelt hoe Shell voor problemen zorgt in zijn dorp.

De bal van Papilou is in een vervuilde kreek achter zijn huis gevallen.

De bal van Papilou is in een vervuilde kreek achter zijn huis gevallen.

Papilou met een fles vervuild water uit de rivier bij zijn huis

Papilou met een fles vervuild water uit de rivier bij zijn huis

Papilou Roland (16) groeit op in Ikarama (Nigeria). Hij woont er aan de rand van een rivier in de Nigerdelta. In de afgelopen 15 jaar lekte in Ikarama tientallen malen olie uit de pijpleidingen van Shell. De huizen in zijn dorp zijn omgeven door poelen met olie, die een doordringende oliewalm verspreiden en het water ondrinkbaar maken.

In 2016 is Godbless, het broertje van Papilou, 6 jaar oud. Tijdens het spelen valt hij in een van de oliepoelen. Zijn ouders proberen hem nog te redden. Ze gaan met hem naar het ziekenhuis, maar de dokters kunnen niets meer voor hem doen. Papilou mist zijn broertje nog steeds.

Vanwege de vervuiling is Papilou ’s moeder met haarkinderen naar de stad verhuisd. De oliestank is té overheersend, ze zijn steeds ziek, en de vervuilde akkers bij hun huis brengen niet genoeg meer op voor de familie. Papilou ’s vader blijft achter in Ikarama. Eens per maand gaat Papilou een weekend naar hem toe. Veel bewoners in zijn geboortedorp kampen met ernstige gezondheidsproblemen door de vervuiling: de lucht zit vol oliedampen, het drinkwater is verontreinigd. Zijn broertje is niet het enige slachtoffer dat overlijdt door de gelekte olie, of de gevolgen ervan. En de armoede en werkloosheid zijn groot: de akkers in het dorp zij niet langer vruchtbaar en de vissen zijn uit de rivieren verdwenen.

Na de ontdekking van ruwe olie in de Nigerdelta begon Shell met oliewinning. Inmiddels zijn er veel meer maatschappijen, maar Shell is nog steeds de grootste in het gebied. In de afgelopen 60 jaar is de Nigerdelta zwaar vervuild geraakt, door lekkages die bijna dagelijks plaatsvinden: jaarlijks lekt ruim 40 miljoen olie uit de pijpleidingen. Shell en andere bedrijven moeten dit opruimen, maar doen dat onvoldoende, bleek onder andere uit onderzoek door de VN in 2011. Shell kreeg een flinke tik op de vingers, maar onderzoek door Amnesty International toonde in 2020 aan dat de Nederlandse multinational nog maar in een fractie van het gebied is begonnen met schoonmaken. Bovendien blijken ‘schoongemaakte’ gebieden vaak nog vervuild met ruwe olie, met alle gevolgen voor bewoners, zoals Papilou en zijn familie. (Bron: Milieudefensie)

Verpleegster Deyis uit Colombia vertelt hoe mijnbouwbedrijven in haar regio voor problemen zorgen. Lees haar verhaal.

Verpleegster Deyis Margarita Carmona Tejada komt uit het boerendorpje Entre Ríos in de Colombiaanse provincie César. Haar familie ontvlucht halverwege jaren ‘90 het dorp vanwege gewelddadigheden van guerillastrijders en paramilitairen. De komst van buitenlandse mijnbouwbedrijven, in diezelfde periode, wakkert het geweld aan. Inmiddels zet Deyis zich in voor de rechten van de vele ontheemde families. Ook de mijnbouwbedrijven moeten hun verantwoordelijkheid nemen, vindt ze.


Terwijl paramilitairen eind van de vorige eeuw naar César komen om te vechten tegen de guerilla’s die de provincie al jaren teisteren, zien mijnbouwbedrijven kans om het steenkoolrijke gebied te ontginnen. Temidden van de chaos van het gewapende conflict vestigen mijnbouwmultinationals Drummond en Glencore-Prodenco zich in de regio.

Deyis vertelt: ‘Toen zij kwamen, verergerde het conflict en begonnen de paramilitairen families te verjagen.’ De gewelddadige milities ontvoeren mensen en persen boeren af. In 1999 ontvoeren ze Deyis’ zus, Yaneth, die dan 28 jaar is en vijf kinderen heeft. Deyis: ‘We hebben altijd hoop gehouden, maar in 2010 hoorden we dat ze het niet overleefd heeft. Mijn moeder is er nooit overheen gekomen.’

Tien jaar lang terrorriseren de milities de bevolking van César: ruim 3000 mensen worden vermoord, 50.000 boeren van hun land verdreven. Ex-paramilitaire commandanten hebben inmiddels getuigd dat zij betaald werden door Drummond en Glencore-Prodenco. De multinationals ontkennen, maar hadden er wel baat bij dat de bevolking zich niet tegen hun ontwrichtende mijnbouwactiviteiten kon verzetten. 

Noch Drummond, noch Glencore-Prodenco heeft in de afgelopen decennia iets gedaan om het geweld tegen te gaan, of slachtoffers te helpen; iets wat volgens VN-richtlijnen wel wordt verwacht van bedrijven die opereren in conflictgebieden.

Sinds 2012 zet Deyis zich als president van de ‘Asamblea Campesina del Cesar por la Restitución de Tierras y el Buen Vivir’ in voor de rechten van ontheemde boerengemeenschappen. Sinds begin dit jaar heeft Deyis echter een nieuwe uitdaging: Multinational Glencore- Prodeco sluit haar mijnen in de regio. Hoewel dit voor het milieu en de gezondheid van omwonenden goed nieuws is, zijn de boerenorganisaties in César bang dat de multinational zo ook haar verantwoordelijkheid zal ontlopen om de ontheemde en berooide bevolking te compenseren voor de jarenlange misstanden die het mede veroorzaakt heeft. (Bron: PAX)

Thank you for submitting

Your message has succesfully been placed

×